Maandag 30 juli 2018- De geschiedenis leert dat op de Plantage Mariënburg 16 Brits-Indische contractarbeiders door de Nederlandse koloniale machthebbers in koele bloede zijn geëxecuteerd. De Stichting Hindostaanse Immigratie herdenkt vandaag het feit dat deze onsmakelijke gebeurtenis 116 jaar terug heeft plaatsgevonden.
James Mavor, door de contractarbeiders Massa Mewa genoemd, stond bekend als symbool voor al het onrecht. Lonen middels contract overeengekomen, werden eigenmachtig verlaagd en wel van 24 naar 15 centen per dag. Ook dwong hij de vrouwen van de contractanten tot buitenechtelijke relaties. De contractarbeiders kwamen in opstand tegen de plantage directeur James Mavor die hierbij werd doodgekapt. Op 30 juli 1902, leidde deze opstand tot de dood van de 16 Brits-Indische contractarbeiders.
Dit was de grootste slachting van Brits-Indiërs, Hindostanen in het Carïbisch gebied. Na de slachting van onze voorouders op Mariënburg, werden de lijken zodanig uitgestald om de overige contractanten af te schrikken. Daarna verminkten zij als barbaren de gezichten van de vermoorde contractarbeiders met ongebluste kalk om hen onherkenbaar te maken. Uiteindelijk begroeven zij alle doden in een massagraf op een geheime plek tussen twee lagen ongebluste kalk.
Ter herinnering aan bovengenoemde gebeurtenis, werd door de Stichting Gevallen Helden 1902 te plantage Mariënburg, in samenwerking met de Stichting Hindostaanse Immigratie, een monument op 30 juli 2006 onthuld. Dit wordt het ‘PLEIN VAN 30 JULI 1902’ genoemd.
Op het Monument zijn de namen van de gevallen helden vermeld.
De Archeoloog drs. Benjamin Mitrasingh was in opdracht van de Stichting Hindostaanse Immigratie in 2013 na toestemming van de president Desiré Bouterse, begonnen met opsporingen te verrichten om de juiste plaats van het massagraf vast te stellen en deze na vondst op een eervolle manier te herbegraven/cremeren. Dit project werd door gebrek aan financiële middelen stopgezet.
-stichting Hindoestaanse Immigratie-