Een delegatie van leden van de Nederlandse Tweede Kamer heeft van 13 t/m 16 augustus, een bezoek gebracht aan Suriname in het kader van het koloniaal verleden. De delegatie bracht onder andere een bezoek aan minister Marie Levens van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. De delegatie bestond uit Kiki Hagen (delegatieleider, D66), Salima Belhaj (D66), Jesse Klaver (GroenLinks), Renske Leijten (SP), Kati Piri (PvdA), Sylvana Simons (BIJ1), Marieke Koekkoek (Volt), (Inge van Dijk (CDA) en Don Ceder (CU). De minister zei dat een periode nooit echt een eindpunt heeft en dat de verhalen van ons koloniaal verleden nog steeds bekend zijn binnen onze samenleving.
‘’Orale verhalen zijn doorverteld van generatie op generatie.
De slavernij lijkt heel lang geleden, maar zo lang geleden was het helemaal niet. «Het onderwijs is nog heel Nederlands, we hebben nog een oud Nederlands systeem dat we langzaam maar zeker proberen te veranderen. Dit systeem zit niet alleen in de structuur, maar ook in de inhoud», zei de minister. Levens voegde eraan toe, dat het gebruik van Nederlandse literatuur niet zo goed in onze samenleving past.
«Tot zeer recent mocht Surinaamse literatuur niet gebruikt worden in het onderwijs. In Suriname is gekozen voor Nederlands als officiële taal en er zijn spelregels in de literatuur die de contouren aangeven van wat precies literatuur is». Als een kind een sommetje moet maken en de woorden van de opdracht passen niet binnen de context van de belevingswereld van het kind, kunnen we niet verwachten dat de som goed uitgewerkt wordt of het vak goed begrepen en beheerst wordt. Het koloniale verleden heeft verreikende gevolgen voor de huidige Surinaamse student.
De handhaving van het Nederlands in ons onderwijs wordt ook bemoeilijkt door de bijzondere meertaligheid van Suriname. De Surinaamse talen die in stad en district in het dagelijks leven gesproken worden, zijn voor vele kinderen de enige taal die ze volledig beheersen’’, verduidelijkte de minister. ‘’Voor veel kinderen zijn de paar uurtjes per dag op school de enige periode dat ze Nederlands spreken.