Er komt een standbeeld voor de hond Bläsz. De viervoeter redde tijdens de Watersnoodramp in 1953 tientallen koeien en kalveren door ze zwemmend in de poten te bijten en zo een dijk op te drijven. Het standbeeld wordt op 3 februari onthuld in Scharendijke op het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland.
Bläsz kreeg eerder al een hoge internationale onderscheiding voor dappere dieren. Ook mocht hij de toenmalige koningin Juliana een poot geven toen ze de gevolgen van de ramp kwam bekijken.
Bij de Watersnoodramp in 1953 kwamen 1.836 mensen om het leven toen niet goed onderhouden zeedijken braken. Dat gebeurde door een combinatie van springtij en zware storm. Grote delen van Zuidwest-Nederland kwamen onder water te staan.
Na de ramp besloot Nederland het bouwen van zeeweringen en dijken georganiseerd aan te pakken. Daarvoor werd het Deltaplan bedacht.
De archieven van het Deltaplan en de bijbehorende Deltawet zijn tegenwoordig opgenomen op de nationale erfgoedlijst van Unesco. Volgens die organisatie documenteren ze goed hoe Nederland na de ramp de strijd tegen het water weer oppakte.
Watersnoodramp dit jaar zeventig jaar geleden
De onthulling van het beeld van Bläsz is een van de vele activiteiten rondom de zeventigste herdenking van de Watersnoodramp. In vrijwel alle dorpen en gemeenten in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant die destijds te maken kregen met het water zijn op 1 februari herdenkingen, stille tochten en kransleggingen.
Prinses Beatrix gaat die dag naar Oude-Tonge op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. De prinses was ook bij de vijftigste herdenking in dit dorp, dat met 305 doden de meeste slachtoffers van de Watersnoodramp telde.
Minister Mark Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) spreekt bij de herdenking in Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland. In deze plaats dichtte Rijkswaterstaat in november 1953 het laatste gat in de dijken.
-nu.nl-