Het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM) en het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) hebben onlangs met diverse stakeholders een validatieworkshop gehouden over de ontwikkeling van een genderresponsieve strategische milieu- en sociale beoordeling, milieu- en sociaal beheerkader voor Nationaal passende Mitigatie Actie (NAMA). Het  NAMA-project is gekoppeld aan de committering van het klimaatakkoord, waarbij er is afgesproken dat bij de energiesector Suriname medio 2030 ruim 35% van de energie uit hernieuwbare energie haalt. Het studiegebied is Snesikondre en Stoelmandseiland en het is  de bedoeling dat er in die gebieden tal van maatregelen geïmplementeerd worden om zonne-energiesystemen te installeren om daarmee de economische ontwikkeling te ontplooien. Deze studie focust zich uitsluitend tot een assesment om na te gaan wat de risico’s kunnen zijn bij het uitvoeren van dit programma in het gebied. Tijdens de workshop hebben de stakeholders de verwachte risico’s bij het uitvoeren van het project gepresenteerd en gebrainstormd over oplossingsmodellen.

De coördinator van het project, Priscilla Miranda, geeft aan dat de blootstelling van de verschillende klimaateffecten, de gevaren als gevolg van de elektrische installaties, ongeschikt gebruik van electriciteit en verlies van cultureel erfgoed van inheemse en tribale volkeren, enkele van de risico’s zijn, die zijn gesignaleerd tijdens het onderzoek.

Miranda benadrukt dat met dit project de gemeenschap van Tapanahony en Pamacca nog geen elektriciteit heeft, maar wel een stap dichterbij is. “Het is wel een voorwaarde om financiering te krijgen voor de implementatie van het project. Het is de bedoeling dat de informatie en feedback verder verwerkt worden. Dit is een belangrijke stap voor de uitvoering van het project, omdat het volgens de internationale standaarden gevraagd wordt dat alle grootschalige programma’s op een duurzame manier te implementeren. Dit soort studies zijn daarvoor nodig, zodat we zeker van zijn dat die op een goede manier geïmplementeerd wordt. De organisatie hoopt eind mei het programma af te ronden en zal het vervolgens overdragen aan het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen dat in de praktijk voor de implementatie moet zorgen.