Een recidivist (A. van H.) is veroordeeld tot een celstraf van 8 jaar voor de verkrachting van zijn buurvrouw. Het slachtoffer is bovendien zijn nicht en menstrueerde ten tijde van het vergrijp.
De kantonrechter liet in de motivering van het vonnis op 20 juli 2023 weten dat een forse straf van belang is, zowel voor het stuitten van recidivegedrag, en als sein aan de gemeenschap hoe dit soort verwerpelijke gedragingen worden afgestraft. De man is eerder ook al veroordeeld voor een zedendelict.
De perverse veroordeelde was in januari dit jaar op een avond de woning van de vrouw stiekem binnengedrongen. Het slachtoffer schrok wakker van het gevoel dat er iemand bij haar was komen liggen. Het was pikdonker in de kamer. De indringer kneep haar keel dicht, trok met geweld haar ondergoed uit, waarna hij zich aan haar vergreep.
Terwijl de man bezig was en zij tegenstribbelde, ging haar mobiele telefoon over waardoor het beeldscherm aanging. Als gevolg daarvan werd het gezicht van de verkrachter goed verlicht. Het slachtoffer heeft daarbij haar buurman tevens neef positief herkend. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat er sperma van de man op het slachtoffer is aangetroffen. Ook ander DNA-monsters die zijn gevonden op het bed en het maandverband van de vrouw maken deel uit van het bewijst tegen de verdachte.
De verdachte had in zijn verweer onder meer aangevoerd dat hij de vrouw niet verkracht omdat hij geen vleselijk gemeenschap met haar zou hebben gehad. Volgens hem was hij enkel met zijn vingers naar binnen geweest. De rechter heeft in de uitleg van de uitspraak erop gewezen dat ook dat wordt gecategoriseerd als verkrachting.
Zijn raadsman wees erop dat er in het onderzoeksrapport naar de DNA-sporen was samengevat dat ‘het kan’ dat het om zijn cliënt gaat. Daarmee was volgens hem niet met stelligheid hard gemaakt, dat hij het inderdaad was wiens sperma bij de vrouw was gevonden. Daarnaast had hij opgeworpen dat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om psychologisch te worden onderzocht en begeleid, hoewel die behoefte kenbaar was gemaakt. Hij vroeg om de beklaagde liever te laten begeleiden dan hem te veroordelen.
De rechter heeft de verweren van de verdediging verworpen. Ten aanzien van de behoefte aan een psychologisch onderzoek was de magistraat van mening dat het een verantwoordelijkheid is van de verdediging om dat in orde te maken, indien zij van mening is dat die informatie in het belang zou kunnen werken van de beklaagde. Die behoefte was niet aanwezig bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechter.
Met betrekking tot het DNA-onderzoek zei de rechter dat wetenschappelijk is bewezen dat er slechts een kans van ‘1 op 1.000.000.000 (1 miljard)’ bestaat dat de gevonden DNA-sporen van een andere man komen. Wellicht heeft de rechter meegewogen dat de verdachte zijn ongewenste bezoek aan de vrouw al had toegegeven, al wilde hij het gedwongen vleselijk gemeenschap ontkennen.
De rechter nam het A. van H. zeer kwalijk dat hij deze verkrachting had gepleegd terwijl zijn proeftijd als deel van een eerdere veroordeling voor een soortgelijk vergrijp nog niet was verstreken. Hij had in zijn laatste wordt ook geen spijt betuigd voor zijn verwerpelijke daad.