Tijdens de Nationale Bijentelling zijn meer bijen gezien dan vorig jaar. Dat is opvallend, omdat het weer tijdens de tien dagen durende telling koud en wisselvallig was. Bijen gedijen beter in warmer weer, maar lieten zich dus toch zien.

De Nationale Bijentelling ging vorige week maandag van start en eindigde afgelopen woensdag. Per telling werden dit jaar achttien bijen gezien, drie meer dan vorig jaar. In de jaren voor 2023 waren dat er wel meer, rond de twintig.

De 2.300 mensen die deelnamen aan de telling zagen 40.000 bijen, hommels en zweefvliegen. Dat waren vooral de soorten die goed tegen kou kunnen, zoals de honingbij, de aardhommel en metselbijen.

“Honingbijen hebben ‘centrale verwarming’ in de bijenkorf. Ze houden zich samen warm door honing te eten en actief te zijn”, legt bijenexpert Koos Biesmeijer van Naturalis Biodiversity Center uit.

Hommels houden zichzelf warm door hun beharing en het trillen van hun vleugels. Veel andere soorten worden pas actief als het warmer is dan 15 graden.

Nog steeds minder bijen dan voorheen

De honingbij werd minder gezien dan voorgaande jaren. Van de getelde bestuivers was 16,5 procent een honingbij, terwijl dat in eerdere jaren 25 of zelfs 35 procent bedroeg.

Uit verder onderzoek moet blijken of dat te maken heeft met wintersterfte. Bijen hebben manieren om de kou te overleven, maar toch sterven elke winter veel exemplaren af.

Nederland telt 360 bijensoorten, waarvan de helft is bedreigd. Bijna 35 bijensoorten zijn verdwenen.

De tellingen worden verricht door niet-experts. Toch levert de telling bruikbare informatie op voor wetenschappers.

-nu.nl-