Ivanildo Dijksteel (32) en Martinus Wolfjager (65) – de twee mannen zijn een jaar geleden doodgeschoten te Bigi Poika tijdens schermutselingen over grondenrechten – zijn met een stille loop en een herdenkingsdienst in de Kathedrale Basiliek, herdacht. Bisschop Karel Choennie geeft bij de afsluiting aan dat met de dienst donderdagavond “een rouwperiode is afgesloten en een vreedzame strijd is aangekondigd om de grondenrechten te realiseren van Inheemsen en in stamverband levende volken in Suriname.” De nabestaanden en Inheemse leiders zijn duidelijk: ze gaan zolang door tot er gerechtigheid voor ‘Ivanildo en Martinus’ is verkregen en de grondenrechten van Inheemsen en Tribalen eindelijk zijn erkend.
Tientallen personen hebben vanuit de Palmentuin een paar blokken omgelopen naar de kerk. “Justice for Ivanildo & Martinus prijkt er op een spandoek. “If we die, we die defending our rights” prijkt er op een andere met grotere afbeeldingen van de mannen. De familie staat de pers niet te woord. Dat is overgelaten aan de leiding van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS). De Inheemse leiders herhalen de boodschap: gerechtigheid moet geschieden en de grondenrechten van de oorspronkelijke bewoners moeten erkend worden.
Enkele vragen zich af waarom regering na regering de erkenning nog niet heeft plaatsgevonden, maar bij andere groepen bij de kleinste dreiging van het verliezen van gronden, er snel wordt opgetreden en oplossingen komen. Nu zijn er twee doden gevallen bij de Inheemsen, bij de politie en andere groepen zijn er ook slachtoffers gevallen en hebben ondernemers zware materiële schade geleden. De kernoorzaak: de regering weigert de rechten van de oorspronkelijke bewoners te erkennen, ook al ligt er al jaren een vonnis dat haar dwingt dat te doen.
De vader van wijlen Ivanildo barst in tranen uit bij het spandoek waar zijn overleden zoon en beste vriend prijken. Hij jammert om zijn verlies, maar hij belooft ze dat het recht zeker gaat zegevieren. De dienst was er een van bemoediging en een oproep tot een sterke eenheid onder de Inheemsen. Sambura’s, marakka’s, een orgel en zang van pater Esteban Kross, gaven een diepere dimensie aan sommige liederen. Zoals “Mi kondre tru” in de context van de mensen die vechten om hun woon- en leefgebieden erkend te krijgen.
De nabestaanden zitten met veel vragen, zoals uit de toespraken blijkt: wie heeft de mannen doodgeschoten, waarom moesten ze dood, zijn de daders betaald, zijn er soms belangen die spelen, waarom duurt het zo lang? Opgemerkt wordt dat forensisch onderzoek heeft vastgesteld dat de mannen van dichtbij zijn doodgeschoten. Er is ook aandacht gevraagd voor de andere mannen die al geruime tijd zijn opgesloten. Het is tijd voor de waarheid, is er een paar keer benadrukt.
Bisschop Choennie merkt na de aankondiging van de hernieuwde strijd op: “Maar ef un’ go strey, unu mus nyan fosi. Fu gi a skin krakti.” Hierna hebben Inheemse leiders de aanwezigen van vers cassavebrood voorzien. Toen de menigte ‘verzadigd’ was hebben de geestelijken de Inheemse leiders van het cassavebrood voorzien. Er wordt op gerekend dat 2 mei zich nooit meer herhaalt.