De onderhandelingen over een internationaal verdrag tegen plasticvervuiling staan op het punt van een doorbraak of mislukking. Meer dan 100 landen pleiten voor een pact dat de productie van plastic zou beperken, terwijl een handvol olieproducerende landen, waaronder Saudi-Arabië, zich verzet en alleen focust op plasticafval.

De vijfde en laatste vergadering van het Intergouvernementele Onderhandelingscomité (INC-5) zou zondag in Busan moeten worden afgerond, maar op de ochtend van de laatste dag was er nog geen plenaire sessie gepland. De onderhandelingen gaan over een bindend verdrag dat mogelijk een belangrijke stap zou zijn in de strijd tegen klimaatverandering, vergelijkbaar met het Akkoord van Parijs in 2015.

De standpunten zijn echter nog ver uit elkaar. Een voorstel van Panama, gesteund door meer dan 100 landen, wil een wereldwijde doelstelling voor het verminderen van de plasticproductie. Daartegenover staan landen die pleiten voor een focus op plasticafval zonder productiebeperkingen. De gesprekken dreigen vast te lopen, met sommige landen die de onderhandelingen vertragen, wat de kans op een succesvolle afronding van het verdrag verkleint.

Milieuorganisaties uitten kritiek op een document van de commissievoorzitter dat de problematiek van gevaarlijke chemicaliën in plastic niet adequaat aanpakt. De productie van plastic zal naar verwachting tegen 2050 verdriedubbelen, wat de urgentie van een wereldwijd verdrag onderstreept.