Het wrak van het Duitse koopvaardijschip Goslar, dat precies 85 jaar geleden door zijn eigen bemanning tot zinken werd gebracht, blijft voorlopig liggen waar het ligt: op de bodem van de Surinamerivier. Pogingen om het wrak te bergen zijn herhaaldelijk mislukt of stilgevallen, mede door technische uitdagingen en risico’s voor de stroming van de rivier.

Op 10 mei 1940 lieten de Duitse bemanningsleden het schip bewust zinken, vlak nadat Nederland door Nazi-Duitsland was binnengevallen. Ze wilden voorkomen dat hun schip in geallieerde handen zou vallen. Sindsdien is de roestige romp, die nog altijd deels boven het wateroppervlak uitsteekt, een markant onderdeel van het rivierlandschap van Paramaribo.

Veel Surinamers zijn opgegroeid met het zicht op de Goslar en beschouwen het wrak inmiddels als cultureel erfgoed. Toch waarschuwden maritieme experts enkele jaren geleden dat het schip langzaam desintegreert en mogelijk milieuschade kan veroorzaken. Desondanks is berging voorlopig van de baan: te ingewikkeld, te onzeker.

En zo blijft de Goslar half gezonken, maar nooit vergeten als stille herinnering aan een oorlog die Suriname ongewild meesleepte in de wereldgeschiedenis.